De nieuwe coalitie wil de belastingen op een fiks aantal punten veranderen. Het doel is om de belasting op arbeid te verlagen, waardoor werken meer loont. Daar staat tegenover dat aftrekposten beperkter gaan worden en ook bijvoorbeeld het lage btw-tarief wordt verhoogd. Per saldo zou er komende kabinetsperiode 5 miljard euro beschikbaar zijn voor belastingverlaging voor belastingbetalers. Wij zullen voor u per Belastingsoort; inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, dividendbelasting, omzetbelasting en loonbelasting op een rijtje zetten wat er in hoofdlijnen gaat veranderen.
Inkomstenbelasting
- Er komt een tweeschijvenstelsel (zoals werd verwacht ivm Belastingstelsel hervormingen) met een basistarief van 36,93% en een toptarief van 49,5%. Voor AOW-gerechtigden blijven drie schijven bestaan. Het eindpunt van de huidige derde schijf (de eerste schijf in de nieuwe tariefstructuur) wordt gedurende de kabinetsperiode bevroren op niveau 2018 (ca. €68.600).
- Box 3 wordt aangepast. Binnen de huidige systematiek wordt (gemiddeld) sneller aangesloten bij het werkelijke rendement door voor het rendement over het spaargedeelte gebruik te maken van actuelere cijfers, namelijk de gemiddelde spaarrente tussen juli (t-2) en juni (t-1). Het heffingsvrije vermogen wordt verhoogd naar €30.000 (€60.000 voor paren).
- Het box 2-tarief wordt in stappen verhoogd van 25% naar 28,5% in 2021.
- Het budgettaire beslag van de algemene heffingskorting wordt verhoogd met circa €3,2 miljard. Dat betekent een verhoging van de heffingskorting met circa €350 in 2021.
- De ouderenkorting wordt verhoogd met circa €160 en tegelijkertijd wordt er een geleidelijke inkomensafhankelijke afbouw geïntroduceerd in plaats van de huidige harde afbouwgrens. De afbouw bedraagt 15%.
- De opbouw van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) begint later en de vaste voet verdwijnt. Het opbouwpercentage wordt verhoogd naar 11,45% waardoor de maximale IACK gelijk blijft en al bij een lager inkomen wordt bereikt.
- Het recht op arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting bij ZW-uitkeringen van uitkeringsgerechtigden zonder dienstverband wordt afgeschaft.
- De onbelaste vrijwilligersvergoeding van €1500 per kalenderjaar wordt verhoogd met €200.
- De aftrekpost voor scholingskosten wordt vervangen door een individuele leerrekening voor alle Nederlanders die een startkwalificatie hebben gehaald.
Vennootschapsbelasting
- De statutaire tarieven in de vennootschapsbelasting gaan in stappen van 20% en 25% naar 16% en 21 % per 2021. Om een sterke aanzuigende werking naar de BV te voorkomen en om een globaal evenwicht te houden in belastingdruk wordt het box 2-tarief in stappen verhoogd van 25% naar 28,5% in 2021.
- De stapsgewijze verlenging van de eerste schijf in de vennootschapsbelasting van €200.000 naar €350.000 (vanaf 2018, vastgelegd in Belastingplan 2017) wordt teruggedraaid waardoor de schijfgrens ook na 2017 €200.000 bedraagt.
- Momenteel is een verlies in de vpb verrekenbaar met de winst van het voorafgaande jaar (carry back) of de negen jaren daarna (carry forward). De carry forward wordt beperkt tot zes jaar.
- De innovatiebox kent nu een effectief tarief van 5%. Dit wordt verhoogd naar 7%.
- Vpb-ondernemers mogen een gebouw in eigen gebruik afschrijven tot maximaal 100% van de WOZ-waarde (was 50%).
- Minimum kapitaalregel banken en verzekeraars: omdat banken doorgaans per saldo rente ontvangen worden zij niet geraakt door een earnings stripping-maatregel. Er wordt een generieke minimumkapitaalregel (thin cap rule) ingevoerd die renteaftrek over vreemd vermogen boven 92% van het commerciële balanstotaal beperkt.
- De Nederlandse zeehavens zijn verplicht om vennootschapsbelasting te betalen. Tegelijkertijd investeren ze in publieke infrastructuur die in omringende landen door de overheid wordt aangelegd. Een herbezinning op de kostentoerekening van infrastructuur moet ervoor zorgen dat de Nederlandse havens weer een gelijke uitgangspositie krijgen ten opzichte van havens in de buurlanden.
Dividendbelasting
- De dividendbelasting wordt afgeschaft. In verband met het afschaffen van de dividendbelasting komt er een bronheffing op rente en royalty’s naar low tax jurisdictions.
- Directe beleggingen in vastgoed door beleggingsinstellingen zijn niet meer toegestaan in verband met het afschaffen van de dividendbelasting.
Omzetbelasting
- Het verlaagde btw-tarief wordt verhoogd van 6% naar 9%. De doorwerking van de verhoging van het btw-tarief op de uitgaven wordt verwerkt via de reguliere loon- en prijsontwikkelings systematiek.
Loonbelasting
- De looptijd van de 30%-regeling wordt verkort van acht naar vijf jaar.
- Na evaluatie van de huidige tijdelijke ‘gebruikelijk-loon-regeling’ zal het kabinet bezien of de regeling moet worden aangepast. Daarbij zal ook worden bezien of de regelgeving ten aanzien van het uitbetalen in aandelen voor start-ups en scale-ups moet worden verruimd.